Een vergeten hobby
Ik ben helemaal vrolijk nu ik dit stukje typ. Ik heb namelijk zojuist mijn rugzak gepakt. Die grote. Die meeging op reis in India, die meeging toen ik het Pieterpad wandelde. Die.. ja, dié rugzak. Oh, wat roept dat ineens herinneringen op! Toen ik kinderen kreeg, schoof de rugzak steeds verder naar achteren op zolder. Toch heb ik hem altijd bewaard. En nu heb ik hem weer tevoorschijn gehaald! Morgen ga ik met m’n kinderen een stukje van het Overijsselpad lopen. De kinderen voor het eerst, zelf met hun eigen rugzak. We gaan wild kamperen in het bos, of we proberen te overnachten bij een boer. (Kan dat eigenlijk nog wel of ben ik nu echt antiek?) Ik ben heel benieuwd wat mijn kinderen van de tocht vinden. Eerlijk gezegd was het idee afkomstig van mijn zoon. Hij heeft de serie ‘De langste dag’ gezien en zag jongeren getraind worden tot soldaten, zoals in de Tweede Wereldoorlog. Nou, dat leek hem ook wel wat. Mijn dochter vond het natuurlijk ook wel stoer en omdat we allemaal stoer zijn, gaat de tocht morgen beginnen.
Wat ik van mijn eerste tochten heb onthouden, is dat die rugzak aan het eind toch wel écht óntzéttend zwáááár is… maar ook: hoe heerlijk het gebakken ei met spek ’s morgens smaakte, de koffie onderweg op de spiritusbrander, de mooie ervaringen en mensen die ik onderweg tegen kwam.
Zo, herinneringen ophalend, legde ik een linkje naar het gesprek wat ik vanmorgen in mijn praktijk voerde. Dat we allemaal zo snel in de tredmolen van het leven stappen, de dagelijkse routine, er zijn vaak zoveel dingen die ‘moeten’. Maar van wie moeten die ‘moet-dingen’ eigenlijk? Toch van ons zelf? In stressvolle tijden ben je geneigd alsmaar door te gaan en maar door te gaan. Het lijkt alsof je geen ontspanning kunt nemen. Alle leuke, sociale dingen geven mensen dan één voor één op. De ‘moet-dingen’ gaan voor. Voor je het weet is er steeds minder tijd om er eens even tussenuit te stappen. En dát ga ik morgen dus eens letterlijk doen: ik stap eruit!
Boos
Mijn zoon was boos. Echt boos. Op school had hij ruzie gekregen en vond de hele gang van zaken vre-se-lijk oneerlijk. We moesten niet denken dat hij…. mopperde hij. En toen kwam een heel verhaal. En de ander…. nu, je kunt wel raden, daar bleef geen spaan van heel. Toen de ergste emotie geuit was, raakten we aan de praat. Wat was er nu eigenlijk gebeurd? Het leek om een verschil van mening te gaan. In mijn optiek was dat niet alles. Wat ik erin merkte was ook dat de ander zich groot hield en ondertussen verdrietig was om de gang van zaken (bleek een paar dagen later ook zo te zijn). Wat zou een oplossing kunnen zijn? Tja… ‘Naar de ander toestappen?’ opperde hij voorzichtig. Hij had vast al een lichte hint gekregen van het Bijbelverhaal dat we eerder die dag gelezen hadden over de minste kunnen zijn. Dat leek een mooie oplossing: stap op de ander af en ga in gesprek! Bij nader inzien… hij dacht niet dat de ander met hem in gesprek zou willen. ‘Waarom dan wel niet?’ vroeg ik. ‘Toen ik hem na de ruzie voorstelde om samen naar huis te fietsen, zei hij nee…’ zei mijn zoon. Lichte teleurstelling klonk in zijn stem. Ai. Wat jammer eigenlijk. De ander had de deur dicht gedaan. En al pratend kwamen we erop dat het bij grote mensen ook vaak zo gaat. Als grote mensen ruzie hebben, gaat het vaak om iets heel kleins in de ogen van andere grote mensen. Iets wat niet zo belangrijk is. Maar het toch wél is, want een van de ruziemakers, of misschien wel allebei, voelt zich door iets wat gebeurd of gezegd is, gekwetst. Onze boosheid vertelt ons dat iets wat ons dierbaar is, aangevallen wordt en dat willen we niet, dat willen we beschermen. Grote mensen zijn niet zo goed in het goedmaken, denk ik vaak. Ik denk ook dat dat komt omdat we zo gekwetst zijn, dat doet echt pijn, of doordat we zo trots zijn en niet een eerste stap willen zetten. Of zó gekwetst dat we de waarde van die eerste stap van de ander niet willen zien. Jammer eigenlijk. Samen fietsen is toch leuker dan alleen.
Gewoontes veranderen
Sta je onder stress dan is het moeilijker om je impulsen te onderdrukken. Je geeft sneller toe aan ‘de verleiding’ toch die sigaret pakken terwijl je wilde stoppen, nog maar een glaasje wijn te nemen terwijl je eigenlijk vond dat je genoeg had gedronken. En die koek, die at je zo ineens op. Je weet natuurlijk best dat die sigaret niet moet, dat dat glaasje wijn niet de bedoeling is, om over de koek maar te zwijgen. En toch dóe je het. Waarom? Dat ligt aan de manier waarop onze hersenen werken. Aan de basis ligt altijd een prikkel, een aanleiding: iets zet je gedrag of gedachten in werking. Misschien is roken voor jou ontspanning en zit je nu in een gespannen situatie, misschien geeft alcohol je een los gevoel en wil je daarmee de spanning van je af laten glijden. En die koek, de laatste op het bord ligt er zo verleidelijk bij en je wéét hoe lekker die is. Die heb je wel verdiend. Als dit vaker gebeurt, ontstaat een gewoonte. Onze hersenen zijn gevoelig voor ‘beloning’, alles wat ons een goed gevoel geeft, is een beloning. Pubers zijn overigens helemaal supergevoelig voor ‘beloning’. De prikkel die ons aanzet om iets te doen, ook al vinden we die prikkel niet zo verstandig, kunnen we niet wegnemen. Wat we wél kunnen doen, is het middel dat zorgt voor het beloningsgevoel, vervangen. In plaats van een sigaret te pakken, kun je ook iets anders nemen wat je lekker vindt, bijvoorbeeld een paar nootjes of een worteltje. Dat gaat jammer genoeg niet vanzelf. Nieuwe gewoontes zul je jezelf aan moeten leren. Inderdaad, door het te gaan doen. Onze hersenen leren net zo makkelijk goede als slechte gewoontes aan. Zij maken geen onderscheid tussen goede en slechte gewoontes aanleren. Jij wél!