Boos
Mijn zoon was boos. Echt boos. Op school had hij ruzie gekregen en vond de hele gang van zaken vre-se-lijk oneerlijk. We moesten niet denken dat hij…. mopperde hij. En toen kwam een heel verhaal. En de ander…. nu, je kunt wel raden, daar bleef geen spaan van heel. Toen de ergste emotie geuit was, raakten we aan de praat. Wat was er nu eigenlijk gebeurd? Het leek om een verschil van mening te gaan. In mijn optiek was dat niet alles. Wat ik erin merkte was ook dat de ander zich groot hield en ondertussen verdrietig was om de gang van zaken (bleek een paar dagen later ook zo te zijn). Wat zou een oplossing kunnen zijn? Tja… ‘Naar de ander toestappen?’ opperde hij voorzichtig. Hij had vast al een lichte hint gekregen van het Bijbelverhaal dat we eerder die dag gelezen hadden over de minste kunnen zijn. Dat leek een mooie oplossing: stap op de ander af en ga in gesprek! Bij nader inzien… hij dacht niet dat de ander met hem in gesprek zou willen. ‘Waarom dan wel niet?’ vroeg ik. ‘Toen ik hem na de ruzie voorstelde om samen naar huis te fietsen, zei hij nee…’ zei mijn zoon. Lichte teleurstelling klonk in zijn stem. Ai. Wat jammer eigenlijk. De ander had de deur dicht gedaan. En al pratend kwamen we erop dat het bij grote mensen ook vaak zo gaat. Als grote mensen ruzie hebben, gaat het vaak om iets heel kleins in de ogen van andere grote mensen. Iets wat niet zo belangrijk is. Maar het toch wél is, want een van de ruziemakers, of misschien wel allebei, voelt zich door iets wat gebeurd of gezegd is, gekwetst. Onze boosheid vertelt ons dat iets wat ons dierbaar is, aangevallen wordt en dat willen we niet, dat willen we beschermen. Grote mensen zijn niet zo goed in het goedmaken, denk ik vaak. Ik denk ook dat dat komt omdat we zo gekwetst zijn, dat doet echt pijn, of doordat we zo trots zijn en niet een eerste stap willen zetten. Of zó gekwetst dat we de waarde van die eerste stap van de ander niet willen zien. Jammer eigenlijk. Samen fietsen is toch leuker dan alleen.
‘Mama! Ga je zó werken?’ – Leven en werken in balans
Deze week had ik een klusjesdag gepland voor mijn werk, de maandag. Dat is een wat ongebruikelijke dag om klussen te doen want meestal werk ik dan met cliënten. Maar deze week kwam me dat toch beter uit. Ik heb de afgelopen tijd veel bij- en nascholing gedaan, echt ontzettend leuk en leerzaam, maar m’n administratie is wat blijven liggen. Het is niet handig dat maar voor me uit te schuiven, dus dan er maar een dag voor ingepland.
Zo’n klusdag hoeft voor mij niet ‘strak in het pak’ dat doe ik graag in m’n spijkerbroek. Dus op maandagmorgen schoof ik in vrijetijdskleren aan het ontbijt. Onze kinderen keken me aan met grote ogen. Het was even stil. “Máma! Ga je zó werken? In dié kleren?” Ik was nog niet helemaal bij mijn positieven om in te zien wat ze bedoelden. Dus ik zei: “Ja, vandaag wel.” “Maar dat kán toch helemaal niet, dat is helemaal niet netjes in die kleren. Waarom heb je je nette kleren niet aan? Je kunt toch niet met mensen praten in die lelijke kleren?” Toen werd ik wakker. (Ja, ‘lelijke kleren’ dat had me wakker geschud, ik vind het erg moeilijk om kleren bij elkaar te zoeken.) Ik legde de kinderen uit dat ik vandaag wel werkte maar niet met mensen sprak en dat ik vond dat ik dan best een spijkerbroek aan kon doen. Daar konden ze mee instemmen maar dat ‘pyama-achtige t-shirt’ dat kon toch écht niet, gaven ze me nog even mee.
Later zette het me aan het denken. Waarom kleden wij ons zoals we doen? Wat zegt dat over ons? Wat laten we zien aan anderen met onze kleding? Zijn we onszelf of is het een vorm van onszelf die we laten zien? Leuk om eens even bij te stil staan!
Goed of niet goed?
Een half uur aan één stuk gejogd van de week! Het lijkt wel of ik schrijf ‘gejokt’, maar het is echt waar, ik heb mijn doel gehaald: een hálf uur aan één stuk hard gelopen. Ik was vreselijk trots op mezelf, nog nooit in mijn leven heb ik dat gepresteerd. Dat was mijn positieve denken van die dag.
Er was ook een negatief denken en nog wel tijdens het joggen: de zon scheen en daardoor kon ik mijn schaduw zien lopen… wat een schrik! Het vrolijke beeld wat ik van mezelf in mijn hoofd had, ging razendsnel aan diggelen. Daar liep geen fitte, vrolijke, soepel lopende vrouw, nee, daar liep iemand die ik nog niet gezien had! Een zwoegend, zeulend, oud mensje, dat nauwelijks vooruit kwam. Acuut hoorde ik mijn ademhaling: hijgen, hijgen en nog eens hijgen. De zon verdween letterlijk en figuurlijk achter een wolk. Toen bedacht ik me dat ik van de week in de spiegel gezien had dat mijn haren toch aardig wat grijzer waren geworden. En ik had zelfs een onderzoekende blik in de spiegel geworpen want rond mijn mond waren verticale streepjes gekomen… die plooitjes had ik nog nooit eerder gezien. Help, het verval treedt in!
Hé Hetty! Wat ben je aan het doen? Ik moest mezelf even tot de orde roepen. Kom op, je bent bezig je doel te halen en je praat jezelf de put in! Dat gaat zomaar niet. Ik moest nog zeker tien minuten joggen en ik had dus voldoende tijd om ‘om te denken’. Wilde ik, terwijl ik bezig was een topprestatie te leveren, zo negatief over mezelf denken? Of wilde ik het anders zien? Ik koos voor het laatste. Dus ik heb mezelf verteld dat ik, ondanks mijn oude vrouwtjes-achtige joggen, wèl heel goed bezig was. Ik kon toch al merken dat ik veel fitter was? Moet ik ècht als een jonge hinde door het bos sprinten? Nee, dat hoeft niet, het is al ontzettend leuk om als iets oudere moeder samen met mijn gezin hard te lopen. Ik vond dat ik best trots mocht zijn: toch maar voor het eerst van mijn leven een half uur hard gelopen! En grijze haren en rimpels? Een coach/therapeut mag ook wel een beetje een ‘wijze’ uitstraling hebben, toch? Zo ‘om-denkend’ werd ik vrolijker en voelde ik me waarachtig nog fit genoeg om als grijzende, gerimpelde en hijgende bijna-vijftiger er nog een paar minuutjes extra bijaan te knopen!
Tip voor jou: denk je negatief over jezelf of over jouw prestaties? Denk om! Een negatieve houding is als een lekke band: je komt er nergens mee tenzij je er wat aan doet.