Laatste berichten

Voor Marco van Basten even geen voetbal

Marco van BastenEen tijdje geleden las ik in de krant dat Marco van Basten in goed overleg met het bestuur van voetbalclub AZ een paar weken niet zou werken en een belangrijke wedstrijd over zou slaan. Hij voelde zich niet zo fit. Van Basten neemt rust om zo minder last te hebben van hartkloppingen. In het krantenartikel stond ter verklaring dat de vader van Marco deze zomer was overleden. Hoewel hartkloppingen diverse oorzaken kan hebben, kan ik me voorstellen dat het te maken heeft met de periode van overlijden en rouw.
En eerlijk gezegd, hoe naar en verdrietig dit voor Van Basten ook is, ik was eigenlijk wel blij met dit bericht. Het laat zien dat we geen machine zijn, dat werk en privé niet altijd te scheiden zijn. Een overlijden van iemand die je lief en dierbaar is, hakt erin. Het verwerken van rouw en verdriet heeft tijd nodig. Ook als je Marco van Basten bent.
Vroeger dachten we dat de rouw strikte fases kende. Eerst de fase van shock en ongeloof. Je kunt het gewoonweg niet bevatten. Deze duurt enkele uren tot enkele dagen.
De volgende fase is de fase van ontkenning. Bij een scheiding of overlijden verwacht je dat de ander elk moment terug zal komen, dat deze er nog is, dat het een boze droom is. De volgende fase duurt het langst en is het moeilijkst, die van depressie en radeloosheid. Mensen kunnen apathisch worden en alle belangstelling voor het leven verliezen. Het is hun niets meer waard zonder de ander. De glans van het leven verdwijnt, waar leef je nog voor? Contacten met andere mensen kunnen minder worden, wie wil er tijden na het overlijden nog praten over de ander? Iedereen kent immers de verhalen al? Het verdriet moet nu maar eens over zijn, wordt soms gezegd, pak je leven toch op en ga toch leuke dingen doen. Door zulke opmerkingen, ook al zijn ze goed bedoeld, durven rouwenden nog nauwelijks over hun verdriet of gemis te praten, raken ze meer in zichzelf gekeerd en kunnen contacten met anderen gaan mijden. Een sociaal isolement ontstaat en juist dat hebben mensen die in rouw zijn niét nodig! In een periode van rouw moeten zij leren aanvaarden dat de ander er niet meer is. De pijn en het verdriet niet wegstoppen maar het er laten zijn, hoe zeer dit ook doet. Daarna komt de fase waarin het leven weer opgepakt wordt. Dat wordt een ánder leven omdat de ander er niet meer is. Je moet wennen aan dit leven, gaat misschien andere dingen doen. Tenslotte komt aan de rouw een eind, de overledene of ex krijgt een plaatsje in je leven, het doet minder pijn eraan te denken.
Tegenwoordig wordt gedacht dat deze fases in elkaar overlopen en ook niet precies in deze volgorde hoeven plaats te vinden. Er is geen regel hoe mensen moeten verwerken, bij de een gaat het anders dan bij de ander. Over het algemeen wordt de pijn minder en kunnen mensen na verloop van tijd hun leven weer oppakken. Dat wil niet zeggen dat het verdriet dan voor altijd weg is, soms kan het terugkomen bij gebeurtenissen of herinneringen. Dat is niet vreemd, dat hoort erbij.
Geweldig om te lezen dat het bestuur van AZ Marco van Basten rust gunt om te herstellen. Of zoals Earnest Stewart, directeur voetbalzaken, het verwoordt: “Voetbal is heel belangrijk maar een goede gezondheid staat voorop”.

Gewoontes veranderen

gewoontes veranderenSta je onder stress dan is het moeilijker om je impulsen te onderdrukken. Je geeft sneller toe aan ‘de verleiding’ toch die sigaret pakken terwijl je wilde stoppen, nog maar een glaasje wijn te nemen terwijl je eigenlijk vond dat je genoeg had gedronken. En die koek, die at je zo ineens op. Je weet natuurlijk best dat die sigaret niet moet, dat dat glaasje wijn niet de bedoeling is, om over de koek maar te zwijgen. En toch dóe je het. Waarom? Dat ligt aan de manier waarop onze hersenen werken. Aan de basis ligt altijd een prikkel, een aanleiding: iets zet je gedrag of gedachten in werking. Misschien is roken voor jou ontspanning en zit je nu in een gespannen situatie, misschien geeft alcohol je een los gevoel en wil je daarmee de spanning van je af laten glijden. En die koek, de laatste op het bord ligt er zo verleidelijk bij en je wéét hoe lekker die is. Die heb je wel verdiend. Als dit vaker gebeurt, ontstaat een gewoonte. Onze hersenen zijn gevoelig voor ‘beloning’, alles wat ons een goed gevoel geeft, is een beloning. Pubers zijn overigens helemaal supergevoelig voor ‘beloning’. De prikkel die ons aanzet om iets te doen, ook al vinden we die prikkel niet zo verstandig, kunnen we niet wegnemen. Wat we wél kunnen doen, is het middel dat zorgt voor het beloningsgevoel, vervangen. In plaats van een sigaret te pakken, kun je ook iets anders nemen wat je lekker vindt, bijvoorbeeld een paar nootjes of een worteltje. Dat gaat jammer genoeg niet vanzelf. Nieuwe gewoontes zul je jezelf aan moeten leren. Inderdaad, door het te gaan doen. Onze hersenen leren net zo makkelijk goede als slechte gewoontes aan. Zij maken geen onderscheid tussen goede en slechte gewoontes aanleren. Jij wél!

 

“Ziet u uzelf al aan een brandladder hangen?”

brandend huisWe kregen de brandweer op bezoek. Ons huis zou geïnspecteerd worden op brandveiligheid. Omdat zowel Bert als ik kantoor aan huis hebben, leek het een goede gedachte om een deskundig brandweer-oog eens te laten kijken of ons gezin (en onze cliënten) wel veilig het huis uit zouden kunnen vluchten bij brand. Brandweervrouw Hilde Slagers van het Team Brandveilig Leven van Brandweer Twente, maakte een afspraak. We waren benieuwd! Zelf hadden we het idee dat ons huis wel redelijk brandveilig was. Bijna overal hangen rookmelders, we hebben een vluchtplan wat we zo af en toe met de kinderen doornemen, er zijn geen obstakels in de vluchtwegen en aan kleine dingen zoals een blusdeken hebben we ook gedacht. Ik twijfelde alleen nog over een brandladder, zo’n touwladder die je uit het raam gooit en waarmee je jezelf al slingerend en bungelend in veiligheid zou kunnen brengen. Zou dat iets zijn om aan te schaffen? Van tevoren moesten we een vragenlijst invullen, deze nam Hilde met ons door. Daarna liep ze met ons alle vertrekken van het huis door. Ik kan het iedereen aanraden, dat is ook de reden dat ik het deze keer over de brandweer wil hebben, toch een wat andere vorm van stress.

Eerlijk gezegd verwachtte ik dat het grotendeels wel in orde zou zijn. Dat was het ook, maar Hilde zette wél de puntjes op de i. ‘Mooi, dat vluchtplan’, zei ze. ‘Hebben jullie ook nagedacht wie de kinderen ’s nachts wakker maakt als ze niet wakker zijn geworden van de rookmelder?’ Nou… nee. Geen moment aan gedacht, we dachten dat de kinderen vanzelf van dat lawaai wakker zouden worden. Maar als ze net zulke vaste slapers zijn als ik…. ‘En waar verzamelen jullie je, als je bij brand buitens huis staat?’ Verzamelen? Nooit gedacht aan verzamelen. ‘Dat is makkelijk en veilig’, legde Hilde uit. ‘Spreek samen een plek af waar jullie vanaf de straat te zien zijn en ga daar dan allemaal bij elkaar staan. Zo weet je direct of iedereen er is en zo kan de brandweer jullie in één oogopslag zien.’ Fantastische tip. ‘En trouwens, hebben jullie wel aan de hond gedacht? Wie neemt de hond mee naar buiten?’ Nee, ook niet aan de hond gedacht dus…

Ook de vraag of we een brandladder moesten aanschaffen werd goed doorgesproken. Van belang is dat deze goed bevestigd wordt. ‘Ziet u uzelf al aan een brandladder hangen?’ Ja, dan gaat mijn fantasie de vrije loop. Dan zie ik mezelf in pyama, in dikke rookwolken, lenig over de vensterbank springen en als een acrobaat naar beneden zeilen. Ik hoor de kinderen van beneden roepen ‘Ja, mama, gaat góed! Nog een klein stukje… jaaaa….spring er nu maar af!’ Vreemd eigenlijk, ik denk nooit dat ik mijn bril niet zal kunnen vinden, dat het raam niet open wil, dat ik helemaal geen acrobaat ben maar meer type stijve hark, dat ik door de rook overmand niets meer kan zien, dat ik in paniek zal raken, of weet ik het wat mensen doen als er brand is. Self enhancement heet dit positieve denken in psychologische termen trouwens.

brandweervrouw hilde slagersIn ons huis leek een brandladder niet direct nodig mits de rookmelders op de goede plek hangen. En werken natuurlijk. ‘Er is dan voldoende tijd om een veiliger vluchtweg te kiezen’, meende ze. Zo spraken we veel zaken met elkaar door. Al met al een heel zinvol uurtje! De adviezen werden ons een paar dagen later per post toegestuurd. Super.

Wellicht goed te weten: het bezoek van een deskundige brandweerman of -vrouw is gratis en er is geen controle of je de adviezen ook hebt opgevolgd. Heb je interesse? Neem dan contact op met Hilde Slagers, h.slagers@brandweertwente.nl

Nieuwe wet: voor burnout niet meer naar eerstelijnspsycholoog.

Stress - 2Met ingang van dit jaar kunnen huisartsen mensen met een lichte depressie, een lichte verslaving en cliënten met stressklachten zoals burnout, niet meer doorverwijzen naar een eerstelijnspsycholoog. Voordat iemand doorverwezen kan worden, moet er namelijk eerst een stoornis vastgesteld worden volgens het nieuwe DSM-handboek. In mijn praktijk kunnen mensen met stressklachten gelukkig nog wel terecht voor gespecialiseerde hulp. Dat kan ook zonder doorverwijzing van de huisarts, ik vind het wel belangrijk dat u uw huisarts informeert dat u hulp via mijn praktijk krijgt. De meeste zorgverzekeraars vergoeden de consulten van In-Tens Consultancy vanuit het aanvullende pakket. (Bron: ggznieuws.nl)

Lukt het niet, dan doe je hetzelfde nog eens!

 Computer fix itM’n collega verzuchtte laatst: “Die computers! Waarom doen ze nou nooit wat ik wil?” Ze wilde een document openen, klikte op het icoon ‘map openen’ maar het lukte niet. Het mapje ging niet open. Ze vertelde dat zij zo iemand was die het dan nog een keer op dezelfde manier probeerde. En nog een keer en nóg een keer op dezelfde manier. Het zou zó toch zo voor elkaar moeten kunnen komen! “Natuurlijk weet ik ook wel dat als ik drie maal op het mapje geklikt heb en het mapje niet open gaat, ik de vierde keer precies hetzelfde resultaat krijg. En tóch probeer ik het die vierde keer nog eens. Ik hoop, tegen beter weten in, dat er toch iets verandert en het deze keer wél zal lukken.” Bij computers werkt het heel simpel. Er leidt maar één weg naar Rome. Als je vier maal hetzelfde probeert dan probeer je het dus drie maal teveel.

 

Voor ons mensen geldt eigenlijk hetzelfde. Wij hebben allemaal zo onze gewoontes en onze patronen. Als we erg druk en gestresst zijn bijvoorbeeld, vallen we gemakkelijk terug op aloude routines. Routines die we hebben aangeleerd en ons veel gemak geven. Maar in de loop van de jaren zijn sommige gewoontes niet meer zo handig als ze altijd waren. Sterker nog, ze kunnen tegen ons gaan werken. Als wij opmerken dat er iets niet goed gaat, gaan we als reactie vaak méér van hetzelfde doen om toch resultaat te bereiken. Hard werken bijvoorbeeld. Door hard te werken heb je altijd je werk afgekregen, was iedereen tevreden over je, kreeg je opslag, dus hard werken geeft een goed resultaat en een goed gevoel. Nu er crisis is en mensen ontslagen zijn op jouw afdeling, wacht er nog veel méér werk op je. Met minder mensen moet meer gedaan worden. Een logische eerste reactie is: nog harder werken en zorgen dat al het werk gedaan wordt. Totdat je merkt dat je met elke keer nóg een tandje erbij zetten, iets anders bereikt dan je wilde: je hebt jezelf uitgeput en je werk is nooit af.

 

Dan is het tijd om, net als mijn collega, eens te kijken op welke andere manier je toch ‘dat mapje’ zou kunnen openen, tijd voor verandering van gewoontes. En het mooie is: mensen zijn geen computers, er leiden meer wegen naar Rome. Door de stress kunnen we die andere wegen vaak niet zien.

 

Werkstress meest voorkomende beroepsziekte

 werkdrukStress op of over het werk is de meest voorkomende beroepsziekte in Nederland. Ongeveer een derde van het ziekteverzuim wordt veroorzaakt door werkgerelateerde psychische klachten. Dat blijkt uit een brief van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan de Tweede Kamer.

De werkgerelateerde psychische klachten worden vaak veroorzaakt door een verstoorde balans tussen werk en privé, werkdruk, baanonzekerheid, of agressie en geweld op de werkvloer.

Bij veel bedrijven is het onderwerp nog onvoldoende bespreekbaar, aldus Asscher, die er daarom vier jaar lang samen met werkgevers en werknemers extra aandacht aan gaat besteden. Asscher wil een maatschappelijke dialoog op gang brengen. Daarnaast gaat de Inspectie SZW bij controles extra aandacht besteden aan werkstress.

Asscher wil in eerste instantie de grootste risico’s aanpakken: werkdruk, agressie, geweld en intimidatie op en rond het werk. In bijvoorbeeld het onderwijs en bij financiële instellingen wordt de helft van het ziekteverzuim veroorzaakt door hoge werkdruk. In het derde en vierde jaar van de aanpak staat het bestrijden van discriminatie en pesten op de werkvloer centraal. De aanpak richt zich daarnaast op een aantal doelgroepen met een hoger risico op uitval, zoals flexwerkers en mantelzorgers.

Ongeveer 40 procent van de werkende Nederlanders ervaart werkdruk. Vorig jaar gaf ruim twee miljoen mensen aan regelmatig onder hoge tijdsdruk te moeten werken. Ruim een miljoen werknemers hebben te maken of te maken gehad met ongewenst gedrag van collega’s en ongeveer 100.000 werknemers worden systematisch gepest.

ANP en nu.nl december 2013

 

‘Mama! Ga je zó werken?’ – Leven en werken in balans

 typenDeze week had ik een klusjesdag gepland voor mijn werk, de maandag. Dat is een wat ongebruikelijke dag om klussen te doen want meestal werk ik dan met cliënten. Maar deze week kwam me dat toch beter uit. Ik heb de afgelopen tijd veel bij- en nascholing gedaan, echt ontzettend leuk en leerzaam, maar m’n administratie is wat blijven liggen. Het is niet handig dat maar voor me uit te schuiven, dus dan er maar een dag voor ingepland.

 Zo’n klusdag hoeft voor mij niet ‘strak in het pak’ dat doe ik graag in m’n spijkerbroek. Dus op maandagmorgen schoof ik in vrijetijdskleren aan het ontbijt. Onze kinderen keken me aan met grote ogen. Het was even stil. “Máma! Ga je zó werken? In dié kleren?” Ik was nog niet helemaal bij mijn positieven om in te zien wat ze bedoelden. Dus ik zei: “Ja, vandaag wel.” “Maar dat kán toch helemaal niet, dat is helemaal niet netjes in die kleren. Waarom heb je je nette kleren niet aan? Je kunt toch niet met mensen praten in die lelijke kleren?” Toen werd ik wakker. (Ja, ‘lelijke kleren’ dat had me wakker geschud, ik vind het erg moeilijk om kleren bij elkaar te zoeken.) Ik legde de kinderen uit dat ik vandaag wel werkte maar niet met mensen sprak en dat ik vond dat ik dan best een spijkerbroek aan kon doen. Daar konden ze mee instemmen maar dat ‘pyama-achtige t-shirt’ dat kon toch écht niet, gaven ze me nog even mee.

 Later zette het me aan het denken. Waarom kleden wij ons zoals we doen? Wat zegt dat over ons? Wat laten we zien aan anderen met onze kleding? Zijn we onszelf of is het een vorm van onszelf die we laten zien? Leuk om eens even bij te stil staan!

 

 

Een verrassende boswandeling

wandelingOnlangs hadden een cliënt en ik een bijzondere ervaring: een boswandeling als therapie. Tijdens de boswandeling liep de cliënt zijn levensloop. Hij bepaalde zelf waar hij naar toe wilde lopen, of hij linksaf zou gaan of rechtsaf en waar hij wilde stoppen om een hoogte- of dieptepunt in zijn leven te overdenken en eventuele ballast achter zich te laten. Hoewel het de laatste dagen erg koud was geweest, scheen die morgen de zon. Dat kon niet beter!

Het werd een bijzondere wandeling. Op de punten waar hij wilde stoppen, ontdekte hij dat de natuur daarbij informatie gaf. Hij zag ‘obstakels’, ‘brede wegen’, ‘modderpaadjes’, ‘chaos’, ‘nieuw leven’, enz. De opgedane kennis uit de therapie kwam hier, met wat hij zag in de natuur, bij elkaar. Het versterkte zijn idee dat hij wist wat hij wilde en hij ervoer dat de kant die hij op wilde gaan, goed was.

Waarom zag hij dingen die precies aansloten bij waar hij mee bezig was? De bekende psychiater Jung noemt dit ‘synchroniciteit’. De cliënt liep heel bewust zijn eigen weg, koos zijn eigen paden en stond bewust stil op het moment dat hij ervoor koos een hoogte- of dieptepunt te overdenken. Zijn gedachten waren dus gefocust en wat hij oppikte uit zijn omgeving was iets wat daarbij aansloot. Iets dat ergens aan linkt, een associatie. Dit komt boven uit ons onderbewuste. Ons onderbewuste is veel en veel groter dan ons bewuste. Het wordt vooral aangestuurd door emoties. Daarom is zo’n wandeling ook wel te zien als een samenkomen van dingen die je bewust weet en de dingen die je onbewust weet.

Ook jij kent signalen van je onderbewuste. Ga je naar een feestje, dan voel je hoe de sfeer daar is, nog zonder dat je iemand gesproken hebt. Als je iemand voor de eerste keer leert kennen, heb je binnen een paar seconden een beeld van iemand. Allemaal signalen die jij oppikt.

De levensloop-wandeling is een erg mooie methode en brengt al wandelend, loslatend, mooie en diepere inzichten.

 

 

 

Onderzoek hooggevoeligheid en werk Deel 3: Werk en privé balans (slot)

jezelf-loesjeVandaag het laatste artikel over HSP’ers en werk met informatie uit de scriptie van Merel Hoefs. Dit artikel gaat over de invloed van werk op het privéleven van hooggevoelige mensen.

Werk kan vaak zwaar zijn, ervaren veel HSP’ers. Dan gaat het niet zo zeer om het werk zelf, als wel om wat erbij komt. Slechte concentratie wordt in het onderzoek vaak genoemd als iets waar HSP’ers last van hebben. De reden waarom zij zich slecht kunnen concentreren, is meestal gelegen in de omgeving: wanneer een hooggevoelige in grote groepen is, omringd wordt door hard geluid of wanneer er meegekeken wordt wanneer hij zijn werk doet.

Voor hooggevoeligen is het belangrijk dat zij hun eigen agenda kunnen inplannen en zelf hun werktempo kunnen bepalen. Het goed inplannen blijkt vaak lastig te zijn omdat HSP’ers verkeerd inschatten wat ze aankunnen en teveel op hun schouders nemen. Omdat ze vaak ook perfectionistisch zijn, zullen ze hun werk en hun taken goed willen doen, wat ook meer tijd kost. Zo neemt het werk een groot deel van hun energie in beslag en gaat het ten koste gaat van hun persoonlijke behoeften.

Hooggevoelig zijn voegt iets toe aan het werk, vinden de mensen die deelnamen aan het onderzoek. Veel hooggevoeligen gebruiken in hun werk hun eigen ervaringen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat maar een enkele collega of alleen de baas op de hoogte is van de hooggevoeligheid. Hooggevoeligheid lijkt geen item dat makkelijk bespreekbaar wordt gemaakt. Meerderen geven aan dat ze zich op hun werk vaak niet begrepen voelen.

Op het werk en thuis hebben hooggevoeligen een grote behoefte aan een moment alleen zijn. Dat moment gebruiken zij om zich weer “op te laden”. Ook zoeken hooggevoeligen minder vaak gezelschap tijdens pauzes of na werktijd omdat ze die tijd hard nodig hebben om hun ervaringen alleen te verwerken. Ze zijn daardoor minder zichtbaar voor collega’s en leidinggevenden en hebben soms een minder groot netwerk in de organisatie. Om goed te kunnen functioneren hebben HSP’ers dus tijd nodig, liefst een moment alleen, anderzijds vinden zij het prettig om contact met anderen te hebben. Het gebrek aan menselijk contact op het werk kan ervoor zorgen dat een gevoel van onzekerheid en frustratie ontstaat. Als deze negatieve gevoelens meegenomen worden naar huis, wordt het thuis lastiger. Men begint thuis te klagen over het werk. Ruzie kan ontstaan waardoor HSP’ers thuis afstand nemen of afstand voelen. Restultaat: de volgende dag komt men niet alleen met de frustratie over het werk op het werk maar ook met de frustratie van thuis. Deze wederzijdse werk en privé-beïnvloeding neemt de balans tussen werk en privé weg. Hierdoor wordt het nog lastiger om alle ervaringen te verwerken en rust te vinden.

Voor HSP’ers is het dus zaak op het werk een manier te vinden waarop zij zo goed mogelijk kunnen functioneren waardoor het werk minder zwaar wordt en het privé ook makkelijker kan worden. Dat betekent naar mijn idee dat het goed is dat hooggevoeligheid bespreekbaar wordt gemaakt. Niet zweverig of zielig maar concreet. Wat heb jij nodig om goed te kunnen functioneren? Hoe kun je dat in jouw werk realiseren?

Wil jij leren beter om te gaan met jouw grenzen, wil je leren aan anderen jouw grens aan te geven? Stuur me even een mailtje, bij voldoende deelname gaan we er dit najaar in een kleine groep, in een paar bijeenkomsten mee aan de slag! info@balans-coaching.nl

 

 

 

 

Hoe kan ik mijn gestresste collega helpen?

gesprek Gestresste collega’s… ik denk dat iedereen wel zo’n collega kent. Ze lopen snel, spreken snel, zijn gejaagd, druk-druk-druk. De stoomlocomotief is aan het werk!

In dit artikel wil ik ingaan op de vraag van een lezeres wat je kunt doen om je gestresste collega te behoeden voor overspannenheid of burnout. Een collega kan een man of vrouw zijn, in dit artikel spreek ik over ‘zij’.

Het meest vervelende van deze situatie is dat je collega totaal niet inziet hoe gestresst ze is terwijl jij met lede ogen moet toezien hoe ze zichzelf verder in de nesten werkt…

Stress kan verschillende oorzaken hebben. Heeft iemand teveel hooi op de vork? Zijn er thuis problemen? Heeft iemand het idee dat hij of zij moet presteren om waardering te krijgen? Of is iemand vanwege zijn persoonlijke situatie al een tijdje overbelast en is de werkdruk nu teveel?

Heb je zorgen over je gestresste collega dan is het goed een gesprek met hem of haar aan te gaan waarin je je zorgen uit. Op deze manier geef je het signaal: ik denk dat het niet goed met je gaat. De gestresste collega zal dit signaal heel vaak niet kunnen ‘oppikken’. Hoezo rustiger aan doen? Het werk moet toch gebeuren? Er is met mij toch niets aan de hand? Jij weet toch ook wel dat Marie ziek is en Piet met zijn rug zit? Nou, dan moeten we toch allemaal wat meer doen? Ik voel me goed hoor!

In mijn praktijk kom ik deze reactie vaker tegen. Bij deze mensen valt vaak het kwartje als ik hen vraag om de stressklachtenlijst in te vullen. ‘Oei! Zoveel klachten….?! Daar was ik me helemaal niet van bewust!’

Als je zelf in de stress zit, heb je dat namelijk niet altijd in de gaten. Dat is het fnuikende van stress: het bouwt zich langzaam op, stukje bij beetje komt er steeds meer bij. Ook komen er langzaam aan meer klachten, bijvoorbeeld hoofdpijn, sneller geïrriteerd zijn, gaan piekeren, onzeker worden, slechter slapen, spieren in nek en schouder gaan vast zitten, minder goed kunnen concentreren, moe worden, last van de darmen krijgen, enz.

Deze klachten zijn een signaal, het gaat niet goed! Ik merk dat mensen deze signalen vaak negeren. Iemand die zo gedreven is, denkt eerder ‘kom, nog even doorzetten, en dan is het klaar en heb ik rust’. Maar die rust komt nooit omdat zowel geestelijk als lichamelijk het stressniveau te hoog is en vaak is er gewoonweg teveel werk wat nog gedaan moet worden, let wel: naar het idee van de gestresste persoon.

Het gesprek met je gestresste collega aangaan is dus een eerste. Wat zeker niét helpt, is de ander proberen te overtuigen van jouw visie dat zij gestresst is. Sociale steun is belangrijk, laat haar weten dat zij er niet alleen voor staat, haal eens een kopje thee voor haar. Als je kunt, bied dan je hulp aan; vraag of je ergens mee kunt helpen. Laat je collega het verschil zien hoe relaxed ze eerder werkte en hoe gestresst ze nu rond loopt, noem concrete voorbeelden. Dit zou haar aan het nadenken kunnen zetten: is er toch iets aan de hand? Vervolgens zou je, als je persoonlijker met elkaar omgaat, samen kunnen verkennen waar de stress vandaan komt.

Ik denk dat het verstandig is dat de gestresste collega een gesprek aangaat met haar leidinggevende, dat zou je haar kunnen adviseren. In de ideale situatie heeft haar leidinggevende al gezien dat de collega niet goed functioneert. Een leidinggevende kan echter geen gedachten lezen.

Zeker als de stress werkgerelateerd is en chronisch dreigt te worden, is het aankaarten belangrijk. Het is verstandig dan niet te lang ‘door te modderen’, maar hulp in te roepen. Deze hulp kan bestaan uit bijvoorbeeld een gesprek met de huisarts of de bedrijfsarts. Dat kan helpen om weer grip te krijgen op het probleem. Zo nodig kan de arts ook doorverwijzen naar een gespecialiseerde hulpverlener.

Tenslotte kun je zelf een gesprek met je leidinggevende aangaan en vertellen dat je je zorgen maakt om je gestresste collega.